bliksemen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | null | null | null |
jij, je, u | null | null | null |
hij, zij, het | bliksemt | bliksemde | heeft gebliksemd |
wij | null | null | null |
jullie | null | null | null |
zij, ze | null | null | null |
PresensBeta
Example presens sentences for Bliksemen with some of the pronouns.
- Het bliksemt buiten.
- Ik zie de donkere wolken en hoor het bliksemen.
- Wanneer het bliksemt, blijf ik liever binnen.
- De flitsen bliksemen fel over de horizon.
- Buiten is het onweerachtig en af en toe bliksemt het.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bliksemen with some of the pronouns.
- Vroeger bliksemde het vaak in dit gebied.
- Toen ik jong was, bliksemde het regelmatig bij ons in de buurt.
- Terwijl we naar huis liepen, begon het te bliksemen.
- Het regende hard en er bliksemde voortdurend toen we aan het kamperen waren.
- Tijdens de zomernachten bliksemde het altijd in de verte.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bliksemen with some of the pronouns.
- Gisteravond heeft het flink gebliksemd.
- Ik ben geschrokken toen het hevig heeft gebliksemd.
- Tijdens de storm heeft het constant gebliksemd en gedonderd.
- Het heeft al een paar keer gebliksemd deze week.
- We zijn veilig binnen gebleven terwijl het buiten flink gebliksemd heeft.