krimpen

Conjugations List of Krimpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrimpkrompben gekrompen
jij, je, ukrimptkrompbent gekrompen
hij, zij, hetkrimptkrompis gekrompen
wijkrimpenkrompenzijn gekrompen
julliekrimpenkrompenzijn gekrompen
zij, zekrimpenkrompenzijn gekrompen

Presens
Beta

Example presens sentences for Krimpen with some of the pronouns.

  • Ik krimp als ik koud water aanraak.
  • Jij krimpt je trui in de droger.
  • Hij krimpt de stof voordat hij het naait.
  • Wij krimpen de plastic flessen voor recycling.
  • Zij krimpen de gebreide mutsen om ze passend te maken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Krimpen with some of the pronouns.

  • Vroeger kromp ik altijd ineen bij harde geluiden.
  • Toen ik de trui in de droger stopte, kromp hij.
  • Hij kromp de stof vaak voordat hij begon met naaien.
  • Als kind krompen wij speelgoed in de oven om erin te passen.
  • Elke winter krompen zij hun oude kleding om te doneren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Krimpen with some of the pronouns.

  • Ik ben gekrompen toen ik in het koude water sprong.
  • Jij hebt je trui gekrompen door hem te heet te wassen.
  • Hij heeft de stof gekrompen voordat hij het kledingstuk maakte.
  • Wij hebben de plastic flessen gekrompen om ruimte te besparen.
  • Zij hebben de gebreide mutsen gekrompen om ze kleiner te maken.