boosdoen

Conjugations List of Boosdoen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdoe boosdeed boosheb boosgedaan
jij, je, udoet boosdeed booshebt boosgedaan
hij, zij, hetdoet boosdeed boosheeft boosgedaan
wijdoen boosdeden booshebben boosgedaan
julliedoen boosdeden booshebben boosgedaan
zij, zedoen boosdeden booshebben boosgedaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Boosdoen with some of the pronouns.

  • Ik boosdoe de situatie niet.
  • Jij boosdoet altijd anderen.
  • Hij/Zij boosdoet vaak zonder reden.
  • Wij boosdoen nooit opzettelijk.
  • Jullie boosdoen soms onbewust.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Boosdoen with some of the pronouns.

  • Ik boosde de situatie niet.
  • Jij boosde altijd anderen.
  • Hij/Zij boosde vaak zonder reden.
  • Wij boosden nooit opzettelijk.
  • Jullie boosden soms onbewust.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Boosdoen with some of the pronouns.

  • Ik heb de situatie niet geboosdoend.
  • Jij hebt altijd anderen geboosdoend.
  • Hij/Zij heeft vaak zonder reden geboosdoend.
  • Wij hebben nooit opzettelijk geboosdoend.
  • Jullie hebben soms onbewust geboosdoend.