oproepen

Conjugations List of Oproepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikroep opriep opheb opgeroepen
jij, je, uroept opriep ophebt opgeroepen
hij, zij, hetroept opriep opheeft opgeroepen
wijroepen opriepen ophebben opgeroepen
jullieroepen opriepen ophebben opgeroepen
zij, zeroepen opriepen ophebben opgeroepen