voelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | voel | voelde | heb gevoeld |
jij, je, u | voelt | voelde | hebt gevoeld |
hij, zij, het | voelt | voelde | heeft gevoeld |
wij | voelen | voelden | hebben gevoeld |
jullie | voelen | voelden | hebben gevoeld |
zij, ze | voelen | voelden | hebben gevoeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Voelen with some of the pronouns.
- Ik voel me goed vandaag.
- Hij voelt de warmte van de zon op zijn huid.
- Zij voelen zich geliefd door hun familie.
- We voelen de spanning voor de wedstrijd.
- Jullie voelen je ontspannen na een lange wandeling.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voelen with some of the pronouns.
- Vroeger voelde ik me vaak eenzaam.
- Hij voelde de koude wind langs zijn gezicht waaien.
- Zij voelden zich teleurgesteld na het verlies van de wedstrijd.
- We voelden de regendruppels op onze huid vallen.
- Jullie voelden je ongemakkelijk tijdens de presentatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voelen with some of the pronouns.
- Ik heb me gisteren goed gevoeld.
- Hij heeft de pijn in zijn been niet meer gevoeld.
- Zij hebben zich gelukkig gevoeld tijdens hun vakantie.
- We hebben de wind door onze haren gevoeld tijdens het zeilen.
- Jullie hebben je verbaasd gevoeld over het nieuws.