exporteren

Conjugations List of Exporteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikexporteerexporteerdeheb geƫxporteerd
jij, je, uexporteertexporteerdehebt geƫxporteerd
hij, zij, hetexporteertexporteerdeheeft geƫxporteerd
wijexporterenexporteerdenhebben geƫxporteerd
jullieexporterenexporteerdenhebben geƫxporteerd
zij, zeexporterenexporteerdenhebben geƫxporteerd

Presens

Example presens sentences for Exporteren with some of the pronouns.

  • Ik exporteer fruit naar verschillende landen.
  • Jij exporteert elektronica naar het buitenland.
  • Hij/zij exporteert textielproducten naar AziĆ«.
  • Wij exporteren bloemen naar Europa.
  • Zij exporteren zuivelproducten over de hele wereld.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Exporteren with some of the pronouns.

  • Vroeger exporteerde ik fruit naar verschillende landen.
  • Vroeger exporteerde jij elektronica naar het buitenland.
  • Vroeger exporteerde hij/zij textielproducten naar AziĆ«.
  • Vroeger exporteerden wij bloemen naar Europa.
  • Vroeger exporteerden zij zuivelproducten over de hele wereld.

Perfectum

Example perfectum sentences for Exporteren with some of the pronouns.

  • Ik heb fruit naar verschillende landen geĆ«xporteerd.
  • Jij hebt elektronica naar het buitenland geĆ«xporteerd.
  • Hij/zij heeft textielproducten naar AziĆ« geĆ«xporteerd.
  • Wij hebben bloemen naar Europa geĆ«xporteerd.
  • Zij hebben zuivelproducten over de hele wereld geĆ«xporteerd.