fileren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | fileer | fileerde | heb gefileerd |
jij, je, u | fileert | fileerde | hebt gefileerd |
hij, zij, het | fileert | fileerde | heeft gefileerd |
wij | fileren | fileerden | hebben gefileerd |
jullie | fileren | fileerden | hebben gefileerd |
zij, ze | fileren | fileerden | hebben gefileerd |
Presens
Example presens sentences for Fileren with some of the pronouns.
- Ik fileer de vis voor het avondeten.
- Jij fileert de kip heel precies.
- Hij fileert de zalm met een vlijmscherp mes.
- Wij fileren de forel voor de barbecue.
- Zij fileren de haring snel en efficiënt.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Fileren with some of the pronouns.
- Vroeger fileerde ik de vis voor het avondeten.
- Jij fileerde de kip altijd heel precies.
- Hij fileerde de zalm met een vlijmscherp mes.
- Wij fileerden de forel voor de barbecue.
- Zij fileerden de haring snel en efficiënt.
Perfectum
Example perfectum sentences for Fileren with some of the pronouns.
- Ik heb de vis gefileerd voor het avondeten.
- Jij hebt de kip heel precies gefileerd.
- Hij heeft de zalm met een vlijmscherp mes gefileerd.
- Wij hebben de forel voor de barbecue gefileerd.
- Zij hebben de haring snel en efficiënt gefileerd.