schoonhouden

Conjugations List of Schoonhouden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhou schoonhield schoonheb schoongehouden
jij, je, uhoudt schoonhield schoonhebt schoongehouden
hij, zij, hethoudt schoonhield schoonheeft schoongehouden
wijhouden schoonhielden schoonhebben schoongehouden
julliehouden schoonhielden schoonhebben schoongehouden
zij, zehouden schoonhielden schoonhebben schoongehouden

Presens
Beta

Example presens sentences for Schoonhouden with some of the pronouns.

  • Ik houd mijn huis schoon.
  • Jij houdt de tuin schoon.
  • Hij/Zij houdt de straat schoon.
  • Wij houden het park schoon.
  • Zij houden de klas schoon.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schoonhouden with some of the pronouns.

  • Ik hield mijn huis schoon.
  • Jij hield de tuin schoon.
  • Hij/Zij hield de straat schoon.
  • Wij hielden het park schoon.
  • Zij hielden de klas schoon.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schoonhouden with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn huis schoongehouden.
  • Jij hebt de tuin schoongehouden.
  • Hij/Zij heeft de straat schoongehouden.
  • Wij hebben het park schoongehouden.
  • Zij hebben de klas schoongehouden.