verraden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verraad | verraadde;verried | heb verraden |
jij, je, u | verraadt | verraadde;verried | hebt verraden |
hij, zij, het | verraadt | verraadde;verried | heeft verraden |
wij | verraden | verraadden;verrieden | hebben verraden |
jullie | verraden | verraadden;verrieden | hebben verraden |
zij, ze | verraden | verraadden;verrieden | hebben verraden |
PresensBeta
Example presens sentences for Verraden with some of the pronouns.
- Ik verraad mijn vrienden niet.
- Hij verraadt zijn geheimen aan niemand.
- Zij verraden de plannen van de vijand.
- We verraden onze loyaliteit niet.
- Jullie verraden de waarheid niet.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verraden with some of the pronouns.
- Ik verraadde mijn vrienden vroeger.
- Hij verraadde altijd zijn geheimen.
- Zij verraadden de plannen van de vijand regelmatig.
- We verraadden onze loyaliteit in het verleden.
- Jullie verraadden vaak de waarheid.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verraden with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vrienden verraden.
- Hij heeft zijn geheimen aan iedereen verraden.
- Zij hebben de plannen van de vijand verraden.
- We hebben onze loyaliteit verraden.
- Jullie hebben de waarheid verraden.