verouderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verouder | verouderde | ben verouderd |
jij, je, u | veroudert | verouderde | bent verouderd |
hij, zij, het | veroudert | verouderde | is verouderd |
wij | verouderen | verouderden | zijn verouderd |
jullie | verouderen | verouderden | zijn verouderd |
zij, ze | verouderen | verouderden | zijn verouderd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verouderen with some of the pronouns.
- Ik verouder snel.
- Jij veroudert langzaam.
- Hij/zij veroudert niet graag.
- Wij verouderen allemaal op onze eigen manier.
- Zij verouderen sneller dan verwacht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verouderen with some of the pronouns.
- Vroeger verouderde ik langzamer.
- Toen verouderde jij sneller dan nu.
- Hij/zij verouderde niet zo graag als ik.
- In die tijd verouderden wij allemaal op onze eigen manier.
- Zij verouderden minder snel dan we hadden gedacht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verouderen with some of the pronouns.
- Ik ben snel verouderd.
- Jij bent langzaam verouderd.
- Hij/zij is niet graag verouderd.
- Wij zijn allemaal op onze eigen manier verouderd.
- Zij zijn sneller verouderd dan verwacht.