bijwonen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | woon bij | woonde bij | heb bijgewoond |
jij, je, u | woont bij | woonde bij | hebt bijgewoond |
hij, zij, het | woont bij | woonde bij | heeft bijgewoond |
wij | wonen bij | woonden bij | hebben bijgewoond |
jullie | wonen bij | woonden bij | hebben bijgewoond |
zij, ze | wonen bij | woonden bij | hebben bijgewoond |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijwonen with some of the pronouns.
- Ik woon een concert bij van mijn favoriete band.
- Jij woont regelmatig vergaderingen bij op het werk.
- Hij woont graag sportevenementen bij in zijn vrije tijd.
- Zij wonen vaak lezingen bij over kunstgeschiedenis.
- We wonen de bruiloft van onze vrienden bij volgende maand.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijwonen with some of the pronouns.
- Vroeger woonde ik vaak modeshows bij als model.
- Toen ik jong was, woonde ik elke voetbalwedstrijd van mijn favoriete team bij.
- Hij bezocht het theater regelmatig en woonde verschillende toneelstukken bij.
- In die periode woonden we regelmatig muziekfestivals bij in de zomer.
- Tijdens mijn studie woonde ik elke collegebijeenkomst bij om geen informatie te missen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijwonen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een interessante conferentie bijgewoond.
- Jij bent naar een fantastisch concert geweest en hebt het bijgewoond.
- Hij heeft al meerdere trainingssessies bijgewoond om zich voor te bereiden.
- Zij zijn onlangs naar een inspirerende workshop geweest en hebben deze bijgewoond.
- We hebben de prijsuitreiking bijgewoond en waren verheugd om onze collega te feliciteren.