gissen

Conjugations List of Gissen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgisgisteheb gegist
jij, je, ugistgistehebt gegist
hij, zij, hetgistgisteheeft gegist
wijgissengistenhebben gegist
julliegissengistenhebben gegist
zij, zegissengistenhebben gegist

Presens
Beta

Example presens sentences for Gissen with some of the pronouns.

  • Ik gis dat hij te laat zal zijn.
  • Jij gist wel vaker verkeerd.
  • Hij gist naar de juiste oplossing.
  • Wij gissen de uitkomst van het spel.
  • Zij gissen de leeftijd van de acteur.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Gissen with some of the pronouns.

  • Ik giste dat hij te laat zou zijn.
  • Jij giste vaak verkeerd.
  • Hij giste naar de juiste oplossing.
  • Wij gisten de uitkomst van het spel.
  • Zij gisten de leeftijd van de acteur.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Gissen with some of the pronouns.

  • Ik heb gegist dat hij te laat zou zijn.
  • Jij hebt vaak verkeerd gegist.
  • Hij heeft naar de juiste oplossing gegist.
  • Wij hebben de uitkomst van het spel gegist.
  • Zij hebben de leeftijd van de acteur gegist.