krassen

Conjugations List of Krassen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkraskrasteheb gekrast
jij, je, ukrastkrastehebt gekrast
hij, zij, hetkrastkrasteheeft gekrast
wijkrassenkrastenhebben gekrast
julliekrassenkrastenhebben gekrast
zij, zekrassenkrastenhebben gekrast

Presens

Example presens sentences for Krassen with some of the pronouns.

  • Ik kras een tekening op het papier.
  • Jij krast je naam in de tafel.
  • Hij krast een boodschap op de muur.
  • Zij krassen patronen in het zand.
  • We krassen een lijn op de vloer.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Krassen with some of the pronouns.

  • Vroeger kraste ik altijd in mijn agenda.
  • Toen ik jong was, kraste ik vaak in bomen.
  • Hij kraste telkens dezelfde zin op het schoolbord.
  • Zij krasten met hun nagels over het krijtbord.
  • We krasten geheime boodschappen in ons dagboek.

Perfectum

Example perfectum sentences for Krassen with some of the pronouns.

  • Ik heb een kras op mijn auto gemaakt.
  • Jij hebt je sleutels gekrast.
  • Hij heeft een woord foutief gekrast.
  • Zij hebben een afbeelding op het raam gekrast.
  • We hebben onze initialen in het hout gekrast.