afsluiten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sluit af | sloot af | heb afgesloten |
jij, je, u | sluit af | sloot af | hebt afgesloten |
hij, zij, het | sluit af | sloot af | heeft afgesloten |
wij | sluiten af | sloten af | hebben afgesloten |
jullie | sluiten af | sloten af | hebben afgesloten |
zij, ze | sluiten af | sloten af | hebben afgesloten |
PresensBeta
Example presens sentences for Afsluiten with some of the pronouns.
- Ik sluit mijn laptop af na het werk.
- Hij sluit de deur van de kamer af voordat hij vertrekt.
- Zij sluiten een contract af met een nieuwe leverancier.
- Wij sluiten altijd onze ogen als we bidden.
- Jullie sluiten de vergadering om 5 uur af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afsluiten with some of the pronouns.
- Ik sloot altijd mijn laptop af na het werk.
- Hij sloot de deur van de kamer af voordat hij vertrok.
- Zij sloten een contract af met een nieuwe leverancier.
- Wij sloten altijd onze ogen als we baden.
- Jullie sloten de vergadering om 5 uur af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afsluiten with some of the pronouns.
- Ik heb mijn laptop na het werk afgesloten.
- Hij heeft de deur van de kamer afgesloten voordat hij vertrok.
- Zij hebben een contract afgesloten met een nieuwe leverancier.
- Wij hebben altijd onze ogen gesloten als we bidden.
- Jullie hebben de vergadering om 5 uur afgesloten.