boeren

Conjugations List of Boeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboerboerdeheb geboerd
jij, je, uboertboerdehebt geboerd
hij, zij, hetboertboerdeheeft geboerd
wijboerenboerdenhebben geboerd
jullieboerenboerdenhebben geboerd
zij, zeboerenboerdenhebben geboerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Boeren with some of the pronouns.

  • De boer boert op het veld.
  • De boeren boeren al eeuwenlang in deze regio.
  • Mijn grootvader boert nog steeds op de oude boerderij.
  • Wij boeren met respect voor de natuur.
  • De koeien boeren vredig in de wei.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Boeren with some of the pronouns.

  • De boer boerde op het veld.
  • De boeren boerden al eeuwenlang in deze regio.
  • Mijn grootvader boerde nog steeds op de oude boerderij.
  • Wij boerden met respect voor de natuur.
  • De koeien boerden vredig in de wei.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Boeren with some of the pronouns.

  • De boer heeft geboerd op het veld.
  • De boeren hebben al eeuwenlang geboerd in deze regio.
  • Mijn grootvader heeft nog steeds geboerd op de oude boerderij.
  • Wij hebben geboerd met respect voor de natuur.
  • De koeien hebben vredig geboerd in de wei.