schaffen

Conjugations List of Schaffen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschafschafteheb geschaft
jij, je, uschaftschaftehebt geschaft
hij, zij, hetschaftschafteheeft geschaft
wijschaffenschaftenhebben geschaft
jullieschaffenschaftenhebben geschaft
zij, zeschaffenschaftenhebben geschaft

Presens
Beta

Example presens sentences for Schaffen with some of the pronouns.

  • Ik schaf een nieuwe auto aan.
  • Jij schaft een cadeau voor je vriendin aan.
  • Hij schaft een laptop aan voor zijn werk.
  • Wij schaffen tickets voor het concert.
  • Zij schaffen nieuwe meubels aan voor hun huis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schaffen with some of the pronouns.

  • Vroeger schafte ik altijd bloemen aan voor mijn moeder.
  • Toen ik jong was, schafte ik regelmatig nieuwe kleding aan.
  • Hij schafte vroeger vaak boeken aan om te lezen.
  • Wij schaften in het verleden altijd souvenirs aan tijdens onze reizen.
  • Zij schaften vroeger veel speelgoed aan voor hun kinderen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schaffen with some of the pronouns.

  • Ik heb een nieuwe baan geschafft.
  • Jij hebt de deadline gehaald en het project geschafft.
  • Hij heeft de moeilijke toets geschafft.
  • Wij hebben de bergwandeling geschafft.
  • Zij hebben het doel van de campagne geschafft.