overleggen

Conjugations List of Overleggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverlegoverlegdeheb overlegd
jij, je, uoverlegtoverlegdehebt overlegd
hij, zij, hetoverlegtoverlegdeheeft overlegd
wijoverleggenoverlegdenhebben overlegd
jullieoverleggenoverlegdenhebben overlegd
zij, zeoverleggenoverlegdenhebben overlegd

Presens
Beta

Example presens sentences for Overleggen with some of the pronouns.

  • Ik overleg regelmatig met mijn collega's over projecten.
  • Jij overlegt vaak met je manager over je takenpakket.
  • Hij overlegt met de klant om tot een oplossing te komen.
  • Zij overlegt met haar team voordat ze beslissingen neemt.
  • Wij overleggen met de directie over de nieuwe strategie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overleggen with some of the pronouns.

  • Ik overlegde altijd met mijn collega's tijdens vergaderingen.
  • Jij overlegde vaak met je leidinggevende over je carrièremogelijkheden.
  • Hij overlegde regelmatig met zijn team over de voortgang van het project.
  • Zij overlegden elke ochtend met elkaar over de dagplanning.
  • Wij overlegden langdurig met de stakeholders over de beslissing.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overleggen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren overlegd met mijn collega's over het probleem.
  • Jij hebt al eerder overlegd over deze kwestie.
  • Hij heeft vorige week met de klant overlegd over de offerte.
  • Zij hebben vanochtend met hun team overlegd over de planning.
  • Wij hebben net overlegd met de directie over het budget.