eren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | eer | eerde | heb geƫerd |
jij, je, u | eert | eerde | hebt geƫerd |
hij, zij, het | eert | eerde | heeft geƫerd |
wij | eren | eerden | hebben geƫerd |
jullie | eren | eerden | hebben geƫerd |
zij, ze | eren | eerden | hebben geƫerd |
Presens
Example presens sentences for Eren with some of the pronouns.
- Ik eer mijn ouders elke dag.
- Jij eert je collega's met jouw harde werk.
- Hij/Zij eert de tradities van zijn/haar land.
- Wij eren de helden van de oorlog.
- Jullie eren de natuur door duurzaam te leven.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Eren with some of the pronouns.
- Vroeger eerde ik mijn leraren met cadeautjes.
- Toen ik jong was, eerde ik mijn oudere broer als een held.
- Hij/Zij eerde altijd de ouderen in de gemeenschap.
- In het verleden eerden wij onze voorouders met rituelen.
- Als kind eerden jullie jullie idolen met posters op de muur.
Perfectum
Example perfectum sentences for Eren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn leraren geƫerd tijdens de afstudeerceremonie.
- Jij hebt je grootouders geƫerd op hun jubileumfeest.
- Hij/Zij heeft de kunstenaar geƫerd door zijn werk te bestuderen.
- Wij hebben de slachtoffers van het ongeval geƫerd met een herdenkingsdienst.
- Jullie hebben de prestaties van het team geƫerd met een trofee.