hardlopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | loop hard | liep hard | heb hardgelopen |
jij, je, u | loopt hard | liep hard | hebt hardgelopen |
hij, zij, het | loopt hard | liep hard | heeft hardgelopen |
wij | lopen hard | liepen hard | hebben hardgelopen |
jullie | lopen hard | liepen hard | hebben hardgelopen |
zij, ze | lopen hard | liepen hard | hebben hardgelopen |
PresensBeta
Example presens sentences for Hardlopen with some of the pronouns.
- Ik loop elke ochtend hard.
- Jij loopt vaak hard in het park.
- Hij rent snel tijdens de wedstrijd.
- Zij houdt van hardlopen op het strand.
- Wij lopen regelmatig marathons.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hardlopen with some of the pronouns.
- Vroeger liep ik elke dag hard.
- Toen was jij altijd aan het hardlopen.
- Hij rende langzaam tijdens de trainingen.
- Zij hielden van hardlopen in de bergen.
- Wij liepen in die periode veel hard.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hardlopen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren hardgelopen.
- Jij bent al vele kilometers hardgelopen.
- Hij heeft vorige maand een persoonlijk record hardgelopen.
- Zij zijn samen naar het bos hardgelopen.
- Wij hebben veel trainingen hardgelopen.