uitleggen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | leg uit | legde uit | heb uitgelegd |
jij, je, u | legt uit | legde uit | hebt uitgelegd |
hij, zij, het | legt uit | legde uit | heeft uitgelegd |
wij | leggen uit | legden uit | hebben uitgelegd |
jullie | leggen uit | legden uit | hebben uitgelegd |
zij, ze | leggen uit | legden uit | hebben uitgelegd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitleggen with some of the pronouns.
- Ik leg de situatie uit aan mijn collega.
- Jij legt de nieuwe regels uit aan de studenten.
- Hij legt het concept duidelijk uit tijdens de presentatie.
- Zij leggen de werkwijze stap voor stap uit.
- We leggen de reden achter onze beslissing uit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitleggen with some of the pronouns.
- Vroeger legde ik altijd mijn dromen uit aan mijn beste vriendin.
- Toen ik jong was, legde mijn vader me vaak dingen uit.
- Tijdens de vergadering legden ze de nieuwe strategie uit.
- Op dat moment legde ze de spelregels nogmaals uit aan het team.
- Gisteren legden we de plannen uit aan de investeerders.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitleggen with some of the pronouns.
- Ik heb de instructies al uitgelegd aan mijn team.
- Jij hebt de vraagstukken goed uitgelegd tijdens de les.
- Hij heeft het probleem grondig uitgelegd aan de klant.
- Zij hebben de procedure gedetailleerd uitgelegd in het rapport.
- We hebben de werking van het apparaat uitgelegd aan de gebruikers.