bijkomen

Conjugations List of Bijkomen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkom bijkwam bijheb bijgekomen
jij, je, ukomt bijkwam bijhebt bijgekomen
hij, zij, hetkomt bijkwam bijheeft bijgekomen
wijkomen bijkwamen bijhebben bijgekomen
julliekomen bijkwamen bijhebben bijgekomen
zij, zekomen bijkwamen bijhebben bijgekomen

Presens
Beta

Example presens sentences for Bijkomen with some of the pronouns.

  • Ik kom bij van een drukke dag.
  • Hij komt weer bij na de val.
  • Wij komen bij elkaar voor de vergadering.
  • Jullie komen bij op het strand.
  • Zij komen bij van het lachen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bijkomen with some of the pronouns.

  • Ik kwam bij van mijn blessure.
  • Hij kwam weer bij na de operatie.
  • Wij kwamen bij van het harde werken.
  • Jullie kwamen bij van de lange reis.
  • Zij kwamen bij van het verdrietige nieuws.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bijkomen with some of the pronouns.

  • Ik ben bijgekomen van de schrik.
  • Hij is bijgekomen van zijn ziekte.
  • Wij zijn bijgekomen van de vakantie.
  • Jullie zijn bijgekomen van het feestje.
  • Zij zijn bijgekomen van de marathon.