overnachten

Conjugations List of Overnachten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikovernachtovernachtteheb overnacht
jij, je, uovernachtovernachttehebt overnacht
hij, zij, hetovernachtovernachtteheeft overnacht
wijovernachtenovernachttenhebben overnacht
jullieovernachtenovernachttenhebben overnacht
zij, zeovernachtenovernachttenhebben overnacht

Presens
Beta

Example presens sentences for Overnachten with some of the pronouns.

  • Ik overnacht regelmatig in hotels tijdens mijn zakenreizen.
  • Jij overnacht vaak bij vrienden als je op bezoek bent.
  • Hij overnacht in een tent tijdens zijn kampeervakantie.
  • Wij overnachten graag in gezellige bed and breakfasts.
  • Zij overnachten altijd in luxe resorts wanneer ze op vakantie zijn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overnachten with some of the pronouns.

  • Vroeger overnachtte ik altijd bij mijn grootouders.
  • Toen we jong waren, overnachtten we in jeugdherbergen.
  • Hij overnachtte elke zomer in een vakantiehuisje aan zee.
  • We overnachtten in een hostel tijdens onze backpackreis.
  • Zij overnachtten vorig jaar in een oud klooster.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overnachten with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren in een hotel overnacht.
  • Jij bent vorige week bij je familie overnacht.
  • Hij heeft al meerdere keren in het buitenland overnacht.
  • Wij hebben een paar nachten op de camping overnacht.
  • Zij hebben onlangs in een prachtig kasteel overnacht.