verstoren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verstoor | verstoorde | heb verstoord |
jij, je, u | verstoort | verstoorde | hebt verstoord |
hij, zij, het | verstoort | verstoorde | heeft verstoord |
wij | verstoren | verstoorden | hebben verstoord |
jullie | verstoren | verstoorden | hebben verstoord |
zij, ze | verstoren | verstoorden | hebben verstoord |
PresensBeta
Example presens sentences for Verstoren with some of the pronouns.
- Ik verstore de rust met mijn lawaai.
- Jij verstoort de vergadering met je constante onderbrekingen.
- Hij verstoort het evenwicht in de relatie met zijn ontrouw.
- Wij verstoren de natuur door ons afval niet op te ruimen.
- Zij verstoren de harmonie van het koor met hun valse noten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verstoren with some of the pronouns.
- Ik verstoorde de les met mijn grappen en gegiechel.
- Jij verstoorde de stilte door de deur hard dicht te slaan.
- Hij verstoorde de vredige sfeer met zijn luidruchtig gedrag.
- Wij verstoorden de ceremonie met onze luide discussie.
- Zij verstoorden de rust van de buurt met hun nachtelijke feesten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verstoren with some of the pronouns.
- Ik heb de vrede verstoord met mijn uitbarsting.
- Jij hebt de plannen verstoord door niet op tijd te komen.
- Hij heeft de sfeer verstoord met zijn negatieve opmerkingen.
- Wij hebben de rust verstoord door een feestje te organiseren.
- Zij hebben de orde verstoord met hun protestacties.