missen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mis | miste | heb gemist |
jij, je, u | mist | miste | hebt gemist |
hij, zij, het | mist | miste | heeft gemist |
wij | missen | misten | hebben gemist |
jullie | missen | misten | hebben gemist |
zij, ze | missen | misten | hebben gemist |
Presens
Example presens sentences for Missen with some of the pronouns.
- Ik mis mijn familie erg.
- Jij mist de bus als je niet opschiet.
- Hij mist zijn vriendin nu ze in het buitenland is.
- Wij missen het concert omdat we geen kaartjes hebben.
- Jullie missen de kans om mee te doen als jullie niet op tijd inschrijven.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Missen with some of the pronouns.
- Vroeger miste ik vaak de bus naar school.
- Toen ik jong was, miste ik de warmte van thuis.
- Hij miste altijd de belangrijke momenten in mijn leven.
- Wij misten de mogelijkheid om naar het concert te gaan.
- Jullie misten de trein door vertraging.
Perfectum
Example perfectum sentences for Missen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn trein gemist vanochtend.
- Jij hebt de aflevering van gisteravond gemist.
- Hij heeft de vergadering gemist door file.
- Wij hebben de zonsondergang op het strand gemist.
- Jullie hebben de kans op een promotie gemist.