dreigen

Conjugations List of Dreigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdreigdreigdeheb gedreigd
jij, je, udreigtdreigdehebt gedreigd
hij, zij, hetdreigtdreigdeheeft gedreigd
wijdreigendreigdenhebben gedreigd
julliedreigendreigdenhebben gedreigd
zij, zedreigendreigdenhebben gedreigd

Presens

Example presens sentences for Dreigen with some of the pronouns.

  • Hij dreigt zijn baan te verliezen.
  • Wij dreigen te laat te komen.
  • De politicus dreigt met nieuwe belastingen.
  • Jullie dreigen de wedstrijd te verliezen.
  • Ze dreigt haar vrienden kwijt te raken.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Dreigen with some of the pronouns.

  • Hij dreigde zijn baan te verliezen.
  • Wij dreigden te laat te komen.
  • De politicus dreigde met nieuwe belastingen.
  • Jullie dreigden de wedstrijd te verliezen.
  • Ze dreigde haar vrienden kwijt te raken.

Perfectum

Example perfectum sentences for Dreigen with some of the pronouns.

  • Hij heeft gedreigd zijn baan te verliezen.
  • Wij zijn dreigend te laat gekomen.
  • De politicus heeft met nieuwe belastingen gedreigd.
  • Jullie hebben de wedstrijd bedreigd te verliezen.
  • Ze heeft gedreigd haar vrienden kwijt te raken.