sneeuwen

Conjugations List of Sneeuwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknullnullnull
jij, je, unullnullnull
hij, zij, hetsneeuwtsneeuwdeheeft gesneeuwd
wijnullnullnull
jullienullnullnull
zij, zenullnullnull

Presens
Beta

Example presens sentences for Sneeuwen with some of the pronouns.

  • Het sneeuwt vandaag in de bergen.
  • Ik hoop dat het dit weekend gaat sneeuwen.
  • Wanneer sneeuwt het meestal in Nederland?
  • Sneeuwt het nog steeds buiten?
  • De voorspelling zegt dat het morgen zal sneeuwen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sneeuwen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, sneeuwde het altijd tijdens de kerstperiode.
  • Vorig jaar sneeuwde het niet zoveel als dit jaar.
  • Het sneeuwde zo hard dat we niet naar buiten konden gaan.
  • Mijn oma vertelde me vaak hoeveel het vroeger sneeuwde in haar dorp.
  • Toen we wakker werden, sneeuwde het al de hele nacht.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sneeuwen with some of the pronouns.

  • Het heeft gisteren gesneeuwd in mijn buurt.
  • Ik ben nog nooit in een land geweest waar het zo veel heeft gesneeuwd.
  • Heeft het al gesneeuwd sinds je hier bent aangekomen?
  • We hebben geskied nadat het had gesneeuwd.
  • Ze is blij dat het eindelijk heeft gesneeuwd.