checken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | check | checkte | heb gecheckt |
jij, je, u | checkt | checkte | hebt gecheckt |
hij, zij, het | checkt | checkte | heeft gecheckt |
wij | checken | checkten | hebben gecheckt |
jullie | checken | checkten | hebben gecheckt |
zij, ze | checken | checkten | hebben gecheckt |
PresensBeta
Example presens sentences for Checken with some of the pronouns.
- Ik check mijn e-mail elke ochtend.
- Hij checkt altijd de nieuwsberichten op zijn telefoon.
- Wij checken regelmatig de weersvoorspellingen.
- Jullie checken de treintijden voordat jullie vertrekken.
- Zij checken hun sociale media voordat ze gaan slapen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Checken with some of the pronouns.
- Vroeger checkte ik elke avond mijn e-mail.
- Toen hij jonger was, checkte hij altijd de nieuwsberichten in de krant.
- Wij checkten vroeger regelmatig de weersvoorspellingen op televisie.
- Jullie checkten de treintijden altijd voordat jullie een reis maakten.
- Zij checkten hun sociale media vaak voordat ze gingen studeren.