overschatten

Conjugations List of Overschatten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverschatoverschatteheb overschat
jij, je, uoverschatoverschattehebt overschat
hij, zij, hetoverschatoverschatteheeft overschat
wijoverschattenoverschattenhebben overschat
jullieoverschattenoverschattenhebben overschat
zij, zeoverschattenoverschattenhebben overschat

Presens

Example presens sentences for Overschatten with some of the pronouns.

  • Ik overschat mijn eigen vaardigheden soms.
  • Jij overschat de impact van je acties.
  • Hij overschat zijn kansen op succes.
  • Zij overschatten de omvang van het probleem.
  • We overschatten vaak de tijd die we nodig hebben.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Overschatten with some of the pronouns.

  • Vroeger overschatte ik altijd mijn capaciteiten.
  • Toen ik jonger was, overschatte jij vaak de consequenties.
  • Hij overschatte zijn eigen invloed in het bedrijf.
  • Zij overschatten regelmatig de waarde van hun bezittingen.
  • We overschatten vroeger de impact van kleine fouten.

Perfectum

Example perfectum sentences for Overschatten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn eigen kunnen overschat.
  • Jij hebt de situatie overschat.
  • Hij heeft zijn prestaties overschat.
  • Zij hebben de moeilijkheden overschat.
  • We hebben de risico's van tevoren overschat.