strijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | strijd | streed | heb gestreden |
jij, je, u | strijdt | streed | hebt gestreden |
hij, zij, het | strijdt | streed | heeft gestreden |
wij | strijden | streden | hebben gestreden |
jullie | strijden | streden | hebben gestreden |
zij, ze | strijden | streden | hebben gestreden |
PresensBeta
Example presens sentences for Strijden with some of the pronouns.
- Ik strijd voor gelijke rechten.
- Jij strijdt altijd voor wat je wilt.
- Hij strijdt tegen onrechtvaardigheid.
- Wij strijden samen voor een betere toekomst.
- Zij strijden voor het behoud van het milieu.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Strijden with some of the pronouns.
- Ik streed vroeger vaak met mijn broer.
- Jij streed moedig tegen de tegenspoed.
- Hij streed verbeten voor zijn gelijk.
- Wij streden voor onze vrijheid tijdens de revolutie.
- Zij streden dapper in de veldslag.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Strijden with some of the pronouns.
- Ik heb gestreden voor mijn idealen.
- Jij bent altijd voor je principes gestreden.
- Hij heeft dapper gestreden in de oorlog.
- Wij hebben lang gestreden om dit resultaat te bereiken.
- Zij zijn fel gestreden voor hun recht.