opperen

Conjugations List of Opperen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikopperopperdeheb geopperd
jij, je, uoppertopperdehebt geopperd
hij, zij, hetoppertopperdeheeft geopperd
wijopperenopperdenhebben geopperd
jullieopperenopperdenhebben geopperd
zij, zeopperenopperdenhebben geopperd

Presens
Beta

Example presens sentences for Opperen with some of the pronouns.

  • Ik opper een idee tijdens de vergadering.
  • Jij oppert om een nieuw project te starten.
  • Hij/Zij oppert regelmatig nieuwe plannen.
  • Wij opperen een oplossing voor het probleem.
  • Jullie opperen vaak interessante discussiepunten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opperen with some of the pronouns.

  • Vroeger opperde ik vaak alternatieven.
  • Toen ik jong was, opperde ik creatieve oplossingen.
  • Hij/Zij opperde gisteren een interessant argument.
  • Wij opperden regelmatig kritiek op het plan.
  • Jullie opperden vroeger andere ideeën dan nu.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opperen with some of the pronouns.

  • Ik heb geopperd om de werkwijze te veranderen.
  • Jij hebt een goed voorstel geopperd.
  • Hij/Zij heeft ideeën geopperd tijdens de brainstormsessie.
  • Wij hebben verschillende mogelijkheden geopperd.
  • Jullie hebben je stemmen geopperd tijdens de vergadering.