sluipen

Conjugations List of Sluipen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksluipsloopben geslopen
jij, je, usluiptsloopbent geslopen
hij, zij, hetsluiptsloopis geslopen
wijsluipenslopenzijn geslopen
julliesluipenslopenzijn geslopen
zij, zesluipenslopenzijn geslopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Sluipen with some of the pronouns.

  • Ik sluip door het donkere bos.
  • Jij sluipt stilletjes naar binnen.
  • Hij sluipt voorzichtig langs de muur.
  • Wij sluipen onopgemerkt naar buiten.
  • Zij sluipen behendig over het grasveld.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sluipen with some of the pronouns.

  • Vroeger sloop ik vaak uit mijn slaapkamer.
  • Toen hij jong was, sloop hij regelmatig weg.
  • Elke nacht slopen we naar de bioscoop.
  • Als kind slopen zij altijd naar de snoeppot.
  • Gisteren sloop ik langzaam door de gang.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sluipen with some of the pronouns.

  • Ik ben geslopen zonder dat ze me zagen.
  • Jij bent stiekem geslopen naar de keuken.
  • Hij is ongemerkt geslopen naar de uitgang.
  • Wij zijn geruisloos geslopen door het huis.
  • Zij zijn behendig geslopen over de muur.