rondrijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rijd rond | reed rond | heb rondgereden |
jij, je, u | rijdt rond | reed rond | hebt rondgereden |
hij, zij, het | rijdt rond | reed rond | heeft rondgereden |
wij | rijden rond | reden rond | hebben rondgereden |
jullie | rijden rond | reden rond | hebben rondgereden |
zij, ze | rijden rond | reden rond | hebben rondgereden |
PresensBeta
Example presens sentences for Rondrijden with some of the pronouns.
- Ik rijd rond in mijn nieuwe auto.
- Hij rijdt altijd rond op zijn fiets.
- Wij rijden samen rond door de stad.
- Jullie rijden vaak rond in het weekend.
- De buschauffeur rijdt elke dag rond met zijn passagiers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rondrijden with some of the pronouns.
- Ik reed vroeger altijd rond op mijn skateboard.
- Hij reed langzaam rond in zijn oude tractor.
- Wij reden jarenlang rond in onze camper.
- Jullie reden gisterenavond rond in de buurt.
- De politieagent reed snel rond om alle verkeersovertredingen te controleren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rondrijden with some of the pronouns.
- Ik heb rondgereden in een oldtimer.
- Hij is gisteren rondgereden door de bossen.
- Wij hebben al wekenlang rondgereden in Europa.
- Jullie zijn vorige zomer rondgereden langs de kust.
- De koerier heeft alle pakketten rondgereden naar de klanten.