ontgoochelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontgoochel | ontgoochelde | heb ontgoocheld |
jij, je, u | ontgoochelt | ontgoochelde | hebt ontgoocheld |
hij, zij, het | ontgoochelt | ontgoochelde | heeft ontgoocheld |
wij | ontgoochelen | ontgoochelden | hebben ontgoocheld |
jullie | ontgoochelen | ontgoochelden | hebben ontgoocheld |
zij, ze | ontgoochelen | ontgoochelden | hebben ontgoocheld |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontgoochelen with some of the pronouns.
- Ik ontgoochel
- Jij ontgoochelt
- Hij ontgoochelt haar
- Wij ontgoochelen de teleurgestelde fans
- Zij ontgoochelen ons met hun gedrag
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontgoochelen with some of the pronouns.
- Ik ontgoochelde
- Jij ontgoochelde
- Hij ontgoochelde haar
- Wij ontgoochelden de teleurgestelde fans
- Zij ontgoochelden ons met hun gedrag
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontgoochelen with some of the pronouns.
- Ik heb ontgoocheld
- Jij hebt ontgoocheld
- Hij heeft haar ontgoocheld
- Wij hebben de teleurgestelde fans ontgoocheld
- Zij hebben ons ontgoocheld met hun gedrag