prikkelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | prikkel | prikkelde | heb geprikkeld |
jij, je, u | prikkelt | prikkelde | hebt geprikkeld |
hij, zij, het | prikkelt | prikkelde | heeft geprikkeld |
wij | prikkelen | prikkelden | hebben geprikkeld |
jullie | prikkelen | prikkelden | hebben geprikkeld |
zij, ze | prikkelen | prikkelden | hebben geprikkeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Prikkelen with some of the pronouns.
- Ik prikkel mijn zintuigen met nieuwe smaken.
- Jij prikkelt mijn nieuwsgierigheid met je vraag.
- Hij prikkelt zijn creativiteit door te experimenteren.
- Wij prikkelen onze gasten met een unieke ervaring.
- Zij prikkelen de verbeelding van het publiek met hun kunstwerken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Prikkelen with some of the pronouns.
- Ik prikkelde mijn zintuigen met nieuwe smaken.
- Jij prikkelde mijn nieuwsgierigheid met je vraag.
- Hij prikkelde zijn creativiteit door te experimenteren.
- Wij prikkelden onze gasten met een unieke ervaring.
- Zij prikkelden de verbeelding van het publiek met hun kunstwerken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Prikkelen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn zintuigen geprikkeld met nieuwe smaken.
- Jij hebt mijn nieuwsgierigheid geprikkeld met je vraag.
- Hij heeft zijn creativiteit geprikkeld door te experimenteren.
- Wij hebben onze gasten geprikkeld met een unieke ervaring.
- Zij hebben de verbeelding van het publiek geprikkeld met hun kunstwerken.