huren

Conjugations List of Huren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhuurhuurdeheb gehuurd
jij, je, uhuurthuurdehebt gehuurd
hij, zij, hethuurthuurdeheeft gehuurd
wijhurenhuurdenhebben gehuurd
julliehurenhuurdenhebben gehuurd
zij, zehurenhuurdenhebben gehuurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Huren with some of the pronouns.

  • Ik huur een auto voor mijn vakantie.
  • Jij huurt een appartement in de stad.
  • Hij huurt een fiets om naar zijn werk te gaan.
  • Zij huren een huis aan het strand voor de zomer.
  • Wij huren een boot voor een dag op het meer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Huren with some of the pronouns.

  • Vroeger huurde ik altijd een scooter om naar school te gaan.
  • Toen we jong waren, huurden we vaak films bij de videotheek.
  • Hij huurde regelmatig een gereedschap in de bouwmarkt.
  • Zij huurden een tent voor hun kampeervakantie.
  • Wij huurden een skihut in de bergen voor de wintersport.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Huren with some of the pronouns.

  • Ik heb een fiets gehuurd voor het weekend.
  • Jij hebt een auto gehuurd tijdens je reis.
  • Hij heeft een appartement gehuurd in Amsterdam.
  • Zij hebben een vakantiehuisje gehuurd in Frankrijk.
  • Wij hebben een camper gehuurd voor onze roadtrip.