tegenkomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kom tegen | kwam tegen | ben tegengekomen |
jij, je, u | komt tegen | kwam tegen | bent tegengekomen |
hij, zij, het | komt tegen | kwam tegen | is tegengekomen |
wij | komen tegen | kwamen tegen | zijn tegengekomen |
jullie | komen tegen | kwamen tegen | zijn tegengekomen |
zij, ze | komen tegen | kwamen tegen | zijn tegengekomen |
PresensBeta
Example presens sentences for Tegenkomen with some of the pronouns.
- Ik kom haar vaak tegen in de supermarkt.
- Wij komen regelmatig interessante mensen tegen tijdens onze reizen.
- Jullie komen soms onverwachte problemen tegen in jullie werk.
- Hij komt zijn oude vrienden af en toe tegen op straat.
- Zij komen altijd vrolijke mensen tegen in het park.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tegenkomen with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, kwam ik vaak mijn favoriete zanger tegen in de stad.
- Vroeger kwamen wij elkaar elke dag tegen op school.
- Jullie kwamen geregeld wilde dieren tegen tijdens jullie wandeltochten.
- Hij kwam zijn ex-vriendin regelmatig tegen op feestjes.
- Zij kwamen vroeger altijd dezelfde mensen tegen in het café.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tegenkomen with some of the pronouns.
- Ik ben haar gisteren tegengekomen bij de bioscoop.
- Wij hebben tijdens onze vakantie veel mooie plekken tegengekomen.
- Jullie zijn vorige week een beroemde acteur tegengekomen.
- Hij is vanochtend zijn buurman tegengekomen in de buurt.
- Zij zijn gisteravond oude kennissen tegengekomen op het feest.