betalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | betaal | betaalde | heb betaald |
jij, je, u | betaalt | betaalde | hebt betaald |
hij, zij, het | betaalt | betaalde | heeft betaald |
wij | betalen | betaalden | hebben betaald |
jullie | betalen | betaalden | hebben betaald |
zij, ze | betalen | betaalden | hebben betaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Betalen with some of the pronouns.
- Ik betaal de rekening.
- Jij betaalt altijd contant.
- Hij betaalt zijn schulden af.
- Wij betalen maandelijks onze huur.
- Zij betalen de kosten gezamenlijk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Betalen with some of the pronouns.
- Ik betaalde de rekening gisteren.
- Jij betaalde altijd contant vroeger.
- Hij betaalde zijn schulden af voordat hij failliet ging.
- Wij betaalden vroeger onze huur per kwartaal.
- Zij betaalden de kosten gezamenlijk elke maand.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Betalen with some of the pronouns.
- Ik heb de rekening betaald.
- Jij hebt altijd contant betaald.
- Hij heeft zijn schulden afgelost.
- Wij hebben onze huur maandelijks betaald.
- Zij hebben de kosten gezamenlijk betaald.