aanvullen

Conjugations List of Aanvullen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvul aanvulde aanheb aangevuld
jij, je, uvult aanvulde aanhebt aangevuld
hij, zij, hetvult aanvulde aanheeft aangevuld
wijvullen aanvulden aanhebben aangevuld
jullievullen aanvulden aanhebben aangevuld
zij, zevullen aanvulden aanhebben aangevuld

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanvullen with some of the pronouns.

  • Ik vul de schappen aan met nieuwe producten.
  • Jij vult je glas met water aan.
  • Hij vult het formulier aan met zijn persoonlijke gegevens.
  • Wij vullen de lege plekken in het team aan.
  • Zij vullen hun kledingkast aan met nieuwe kleding.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanvullen with some of the pronouns.

  • Vroeger vulde ik mijn spaarpot regelmatig aan.
  • Toen we op reis waren, vulden we onze waterflessen aan bij elke stop.
  • Hij vulde de gaten in het verhaal aan met zijn eigen interpretatie.
  • In het verleden vulden we de lege plekken in het team met nieuwe medewerkers aan.
  • Elke keer als haar garderobe incompleet was, vulde ze die aan met nieuwe kleding.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanvullen with some of the pronouns.

  • Ik heb de ontbrekende informatie aangevuld.
  • Jij hebt het boek met extra hoofdstukken aangevuld.
  • Hij heeft het saldo op zijn bankrekening aangevuld.
  • Wij hebben de voorraad aangevuld voordat de winkel openging.
  • Zij hebben het recept met extra ingrediĆ«nten aangevuld.