redeneren

Conjugations List of Redeneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikredeneerredeneerdeheb geredeneerd
jij, je, uredeneertredeneerdehebt geredeneerd
hij, zij, hetredeneertredeneerdeheeft geredeneerd
wijredenerenredeneerdenhebben geredeneerd
jullieredenerenredeneerdenhebben geredeneerd
zij, zeredenerenredeneerdenhebben geredeneerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Redeneren with some of the pronouns.

  • Ik redeneer over de filosofische vraagstukken.
  • Jij redeneert altijd heel logisch.
  • Hij redeneert vanuit zijn eigen perspectief.
  • Zij redeneert op basis van feitelijke informatie.
  • Wij redeneren graag met behulp van argumenten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Redeneren with some of the pronouns.

  • Vroeger redeneerde ik anders over dit onderwerp.
  • Toen hij jong was, redeneerde hij vaak impulsief.
  • Zij redeneerde veelal vanuit intuïtie in die periode.
  • Wij redeneerden langdurig over de juiste aanpak.
  • In het verleden redeneerden ze vaak zonder grondige analyse.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Redeneren with some of the pronouns.

  • Ik heb geredeneerd over de ethische kwestie.
  • Jij hebt altijd goed geredeneerd in vergelijkbare situaties.
  • Hij heeft uitgebreid geredeneerd tijdens het debat.
  • Zij heeft kritisch geredeneerd en haar standpunt verdedigd.
  • Wij hebben samen geredeneerd om tot een beslissing te komen.