verkneukelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verkneukel | verkneukelde | heb verkneukeld |
jij, je, u | verkneukelt | verkneukelde | hebt verkneukeld |
hij, zij, het | verkneukelt | verkneukelde | heeft verkneukeld |
wij | verkneukelen | verkneukelden | hebben verkneukeld |
jullie | verkneukelen | verkneukelden | hebben verkneukeld |
zij, ze | verkneukelen | verkneukelden | hebben verkneukeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Verkneukelen with some of the pronouns.
- Ik verkneukel me op het weekend.
- Jij verkneukelt je altijd over kleine dingen.
- Hij verkneukelt zich in zijn succes.
- Zij verkneukelen zich om de domme grap.
- Wij verkneukelen ons op een heerlijke maaltijd.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verkneukelen with some of the pronouns.
- Ik verkneukelde me elke keer als ik haar zag.
- Jij verkneukelde je vroeger vaak over kleine dingen.
- Hij verkneukelde zich in zijn eigen fouten.
- Zij verkneukelden zich aan de hilarische situatie.
- Wij verkneukelden ons op de langverwachte reis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verkneukelen with some of the pronouns.
- Ik heb me verkneukeld toen ik het goede nieuws hoorde.
- Jij hebt je verkneukeld tijdens de vakantie.
- Hij heeft zich verkneukeld over zijn prestatie.
- Zij heeft zich verkneukeld aan het lekkere eten.
- Wij hebben ons verkneukeld bij die komische film.