cancelen

Conjugations List of Cancelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcancelcanceldeheb gecanceld
jij, je, ucanceltcanceldehebt gecanceld
hij, zij, hetcanceltcanceldeheeft gecanceld
wijcancelencanceldenhebben gecanceld
julliecancelencanceldenhebben gecanceld
zij, zecancelencanceldenhebben gecanceld

Presens
Beta

Example presens sentences for Cancelen with some of the pronouns.

  • Ik cancel mijn afspraak.
  • Jij cancelled je vlucht.
  • Hij/zij/het cancelt de reservering.
  • Wij cancellen het evenement.
  • Jullie cancelen de bestelling.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Cancelen with some of the pronouns.

  • Ik cancelde mijn afspraak.
  • Jij cancelde je vlucht.
  • Hij/zij/het cancelde de reservering.
  • Wij cancelden het evenement.
  • Jullie cancelden de bestelling.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Cancelen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn afspraak gecanceld.
  • Jij hebt je vlucht gecancelled.
  • Hij/zij/het heeft de reservering gecanceld.
  • Wij hebben het evenement gecanceld.
  • Jullie hebben de bestelling gecanceld.