zuigen

Conjugations List of Zuigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzuigzoogheb gezogen
jij, je, uzuigtzooghebt gezogen
hij, zij, hetzuigtzoogheeft gezogen
wijzuigenzogenhebben gezogen
julliezuigenzogenhebben gezogen
zij, zezuigenzogenhebben gezogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Zuigen with some of the pronouns.

  • Ik zuig op een snoepje.
  • Jij zuigt aan een rietje.
  • Hij/Zij/Het zuigt op zijn duim.
  • Wij zuigen stof met de stofzuiger.
  • Jullie zuigen op citroenen voor de zure smaak.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zuigen with some of the pronouns.

  • Ik zoog op een dropje.
  • Jij zoog aan een rietje.
  • Hij/Zij/Het zoog op zijn vingers.
  • Wij zogen aan een spekje.
  • Jullie zogen op zuurtjes voor de zure smaak.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zuigen with some of the pronouns.

  • Ik heb aan een lolly gezogen.
  • Jij bent aan een rietje gezogen.
  • Hij/Zij/Het heeft op zijn duim gezogen.
  • Wij hebben aan een ijsje gezogen.
  • Jullie zijn aan citroenen gezogen voor de zure smaak.