natmaken

Conjugations List of Natmaken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmaak natmaakte natheb natgemaakt
jij, je, umaakt natmaakte nathebt natgemaakt
hij, zij, hetmaakt natmaakte natheeft natgemaakt
wijmaken natmaakten nathebben natgemaakt
julliemaken natmaakten nathebben natgemaakt
zij, zemaken natmaakten nathebben natgemaakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Natmaken with some of the pronouns.

  • Ik maak de bloemen nat.
  • Jij maakt het papier nat.
  • Hij/Zij maakt de planten nat.
  • Wij maken onze handen nat.
  • Zij maken de tafel nat.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Natmaken with some of the pronouns.

  • Ik maakte de bloemen nat.
  • Jij maakte het papier nat.
  • Hij/Zij maakte de planten nat.
  • Wij maakten onze handen nat.
  • Zij maakten de tafel nat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Natmaken with some of the pronouns.

  • Ik heb de bloemen natgemaakt.
  • Jij hebt het papier natgemaakt.
  • Hij/Zij heeft de planten natgemaakt.
  • Wij hebben onze handen natgemaakt.
  • Zij hebben de tafel natgemaakt.