stakelen

Conjugations List of Stakelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstakelstakeldeheb gestakeld
jij, je, ustakeltstakeldehebt gestakeld
hij, zij, hetstakeltstakeldeheeft gestakeld
wijstakelenstakeldenhebben gestakeld
julliestakelenstakeldenhebben gestakeld
zij, zestakelenstakeldenhebben gestakeld

Presens

Example presens sentences for Stakelen with some of the pronouns.

  • Ik stakel elke dag naar mijn werk.
  • Jij stakelt graag in de bergen.
  • Hij stakelt snel over obstakels heen.
  • Wij stakelen vaak in het bos.
  • Zij stakelen met veel plezier op het strand.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Stakelen with some of the pronouns.

  • Ik stakelde vroeger regelmatig met mijn broers en zussen.
  • Jij stakelde langzaam over de hindernissen heen.
  • Hij stakelde graag in de bossen van zijn jeugd.
  • Wij stakelden wekelijks op de lokale fietspaden.
  • Zij stakelden altijd met een glimlach op hun gezicht.

Perfectum

Example perfectum sentences for Stakelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gestakeld tijdens de wedstrijd.
  • Jij bent al eerder gestakeld in deze omgeving.
  • Hij heeft gisteren gestakeld met zijn vrienden.
  • Wij hebben vorige week gestakeld in de stad.
  • Zij zijn al meerdere keren gestakeld op dit parcours.