bekostigen

Conjugations List of Bekostigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbekostigbekostigdeheb bekostigd
jij, je, ubekostigtbekostigdehebt bekostigd
hij, zij, hetbekostigtbekostigdeheeft bekostigd
wijbekostigenbekostigdenhebben bekostigd
julliebekostigenbekostigdenhebben bekostigd
zij, zebekostigenbekostigdenhebben bekostigd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bekostigen with some of the pronouns.

  • Ik bekostig mijn boodschappen elke maand.
  • Jij bekostigt jouw studie met een studielening.
  • Hij bekostigt zijn vakantie met zijn spaargeld.
  • Zij bekostigen de nieuwe keuken met behulp van een lening.
  • Wij bekostigen de verbouwing van ons huis met eigen geld.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bekostigen with some of the pronouns.

  • Ik bekostigde vroeger mijn uitjes met een bijbaan.
  • Jij bekostigde je eerste auto met het geld dat je verdiende.
  • Hij bekostigde zijn studie met een combinatie van werken en lenen.
  • Zij bekostigden de verbouwing van hun huis met hulp van familie.
  • Wij bekostigden onze reis door maandenlang te sparen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bekostigen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn reis bekostigd met mijn spaargeld.
  • Jij hebt je auto laten bekostigen door je ouders.
  • Hij heeft zijn opleiding bekostigd met een studiebeurs.
  • Zij hebben de nieuwe apparatuur laten bekostigen door hun werkgever.
  • Wij hebben ons huis laten bekostigen door de bank.