tanken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tank | tankte | heb getankt |
jij, je, u | tankt | tankte | hebt getankt |
hij, zij, het | tankt | tankte | heeft getankt |
wij | tanken | tankten | hebben getankt |
jullie | tanken | tankten | hebben getankt |
zij, ze | tanken | tankten | hebben getankt |
PresensBeta
Example presens sentences for Tanken with some of the pronouns.
- Ik tank elke week mijn auto vol.
- Jij tankt altijd bij hetzelfde tankstation.
- Hij/Zij/Het tankt meestal diesel.
- Wij tanken regelmatig in Belgiƫ vanwege de lagere prijzen.
- Jullie tanken nooit op de snelweg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tanken with some of the pronouns.
- Vroeger tankte ik altijd bij dat oude tankstation.
- Toen ik jong was, tankte ik vaak met mijn vader.
- Hij/Zij/Het tankte voorheen alleen maar loodvrije benzine.
- Wij tankten vroeger altijd op zondagochtend.
- Jullie tankten langzaam, dus we waren laat op onze bestemming.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tanken with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren mijn auto getankt.
- Jij hebt al vele malen bij dit tankstation getankt.
- Hij/Zij/Het heeft net benzine getankt.
- Wij hebben vorige maand in Duitsland getankt.
- Jullie hebben nog niet genoeg brandstof getankt.