broeden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | broed | broedde | heb gebroed |
jij, je, u | broedt | broedde | hebt gebroed |
hij, zij, het | broedt | broedde | heeft gebroed |
wij | broeden | broedden | hebben gebroed |
jullie | broeden | broedden | hebben gebroed |
zij, ze | broeden | broedden | hebben gebroed |
Presens
Example presens sentences for Broeden with some of the pronouns.
- Ik broed op een nieuw idee.
- Jij broedt op een plan voor de toekomst.
- Hij/Zij broedt op een geheim project.
- Wij broeden op een strategie om te groeien.
- Zij broeden op een oplossing voor het probleem.
Perfectum
Example perfectum sentences for Broeden with some of the pronouns.
- Ik heb gebroed op een nieuw idee en nu is het klaar om uitgevoerd te worden.
- Jij hebt gebroed op een plan voor de toekomst en het heeft vruchten afgeworpen.
- Hij/Zij heeft gebroed op een geheim project en het resultaat is verrassend.
- Wij hebben gebroed op een strategie om te groeien en we hebben succes geboekt.
- Zij hebben gebroed op een oplossing voor het probleem en uiteindelijk gevonden.