zijgen

Conjugations List of Zijgen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzijgzeegben gezegen
jij, je, uzijgtzeegbent gezegen
hij, zij, hetzijgtzeegis gezegen
wijzijgenzegenzijn gezegen
julliezijgenzegenzijn gezegen
zij, zezijgenzegenzijn gezegen

Presens
Beta

Example presens sentences for Zijgen with some of the pronouns.

  • Ik zwijg altijd als ik boos ben.
  • Jij zwijgt tijdens de film.
  • Hij/Zij zwijgt over zijn/haar verleden.
  • Wij zwijgen tegen elkaar sinds het incident.
  • Zij zwijgen nooit over politiek.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zijgen with some of the pronouns.

  • Vroeger zweeg ik vaak tijdens belangrijke momenten.
  • Jij zweeg gisteren toen ik je vroeg om te praten.
  • Hij/Zij zweeg altijd als er moeilijke vragen werden gesteld.
  • Wij zwegen vroeger tegen elkaar, maar nu praten we.
  • Zij zwegen stilletjes terwijl de professor sprak.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zijgen with some of the pronouns.

  • Ik heb gezwegen toen ze me vroegen om te spreken.
  • Jij bent stil geweest tijdens de vergadering.
  • Hij/Zij is stil geweest over het hele voorval.
  • Wij hebben allemaal gezwegen tijdens de ceremonie.
  • Zij zijn nooit eerder zo lang stil geweest.