vlechten

Conjugations List of Vlechten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvlechtvlochtheb gevlochten
jij, je, uvlechtvlochthebt gevlochten
hij, zij, hetvlechtvlochtheeft gevlochten
wijvlechtenvlochtenhebben gevlochten
jullievlechtenvlochtenhebben gevlochten
zij, zevlechtenvlochtenhebben gevlochten

Presens
Beta

Example presens sentences for Vlechten with some of the pronouns.

  • Ik vlecht een mooie mand.
  • Jij vlecht je haar in een vlecht.
  • Hij/Zij vlecht een touw van gras.
  • Wij vlechten een rieten mat.
  • Zij vlechten bloemen in hun haar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vlechten with some of the pronouns.

  • Vroeger vlocht ik vaak manden.
  • Toen jij jong was, vlocht je altijd je haar.
  • Hij/Zij vlocht vroeger touwen van stro.
  • Wij vlochten als kinderen graag met wilgentakken.
  • Zij vlochten vroeger veel bloemenkransen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vlechten with some of the pronouns.

  • Ik heb een gevlochten mand gemaakt.
  • Jij hebt je haar in een vlecht gevlochten.
  • Hij/Zij heeft een touw van gras gevlochten.
  • Wij hebben een rieten mat gevlochten.
  • Zij hebben bloemen in hun haar gevlochten.