vermageren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vermager | vermagerde | ben vermagerd |
jij, je, u | vermagert | vermagerde | bent vermagerd |
hij, zij, het | vermagert | vermagerde | is vermagerd |
wij | vermageren | vermagerden | zijn vermagerd |
jullie | vermageren | vermagerden | zijn vermagerd |
zij, ze | vermageren | vermagerden | zijn vermagerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Vermageren with some of the pronouns.
- Ik vermager elke dag door gezond te eten en te sporten.
- Jij vermagerd hopelijk snel met dat nieuwe dieet.
- Hij/zij vermagerd niet zoveel, maar voelt zich wel gezonder.
- Wij vermageren samen door regelmatig te wandelen.
- Zij vermageren door minder suiker te consumeren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vermageren with some of the pronouns.
- Vroeger vermagerde ik makkelijk, maar nu niet meer.
- Toen ik jong was, vermagerde ik zonder moeite.
- Hij/zij vermagerde langzaam, maar gestaag.
- Wij vermagerden geleidelijk aan door onze levensstijl aan te passen.
- Zij vermagerden niet zo snel als ze hadden gehoopt.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vermageren with some of the pronouns.
- Ik ben afgevallen nadat ik begonnen ben met vermageren.
- Jij bent flink vermagerd sinds vorige maand!
- Hij/zij is in korte tijd veel vermagerd.
- Wij zijn trots op ons resultaat omdat we zijn vermagerd.
- Zij zijn afgevallen door te vermageren.